Arab Spring in Tunisia

On the 21st of April 2013, the documentary Rouge Parole, by Elyes Baccar, was shown in the Filmhuis of The Hague. The screening was part of the Movies that Matter On Tour Series, organized by Amnesty International The Hague. As is common practice in the series, the screening was followed by a debate between an invited speaker and the audience. This time, the invited speaker was Tarek Hannoudi, a young entrepreneur who came to the Netherlands at the age of 11. He closely follows political and social developments in his native country Tunisia and the Middle East. After the screening, Tarek shared his view on the Arabic Spring and answered questions from the audience. His introductory words were particularly forceful, and this is why I would like to share them with the readers of this blog. The speech is in Dutch:

Zoals de film Rouge Parole, een documentaire over de Tunesische revolutie, heeft laten zien, is een revolutie vooral chaos. Het mooie van zo’n chaos is dat je opeens verplicht bent om een kant te kiezen. Aan de ene kant is er een eensgezind volk dat van een dictator af wil, tegenover een eensgezind overheidsapparaat dat voor een dictator wil vechten. Het contrast is groot. Het volk neemt hier een levensgroot risico door de straat op te gaan, ze lijken er alles voor over te hebben om van de dictator af te komen. De agenten daarentegen nemen het risico om mensen te moeten doden, ze lijken er alles aan te doen om de dictator aan de macht te houden.

 

In een politiestaat waar de agenten al jaren het gezicht van de dictatuur waren, wordt duidelijk dat het leven van deze agenten samenhangt met het leven van de dictatuur. Nu, na de revolutie, het volk heeft gewonnen en de dictator is gevlucht, zijn agenten het nationale pispaaltje geworden. Ik kom later terug op de huidige situatie in Tunesië.

 

Als vrienden of collega’s mij vertelden dat zij ooit wel eens Tunesië hadden bezocht, volgde vaak eerst een klaagzang over de irritante dwingerige verkopers, vervolgd door complimenten over de verwestering van het islamitische land. Er wordt immers gewoon alcohol geschonken. Het straatbeeld wordt niet bepaald door baardmannen of hoofddoeken. Dat wordt door Nederlanders kennelijk geassocieerd met positiviteit en vrijheid…..

 

Wat vroeger tevens opviel, was dat er werkelijk overal op straat posters van Ben Ali hingen. Dat de televisie-uitzendingen aan elkaar hingen van censuur en dat er in iedere Tv-uitzending complimenten gemaakt werden aan het adres van de president. Hij had weer eens wat goeds gedaan. Allemaal pijlen die erop wezen dat we te maken hadden met een dictatuur. Echter, niet een regime dat baarden en hoofddoeken verplicht stelde, maar een dictatuur die dat juist verbood. Je kunt het een omgekeerde Taliban noemen. Echter, voor de buitenwereld wat lastiger te traceren.

Niet alleen de klederdracht werd door de dictatuur bepaald, geloven mocht eigenlijk niet en de vrijheid om te zeggen wat je denkt ontbrak volkomen. Bij Nederlanders lijkt die vrijheid al vanzelfsprekend, Nederlanders staan bekend om hun talent om te klagen. Het überhaupt kritisch mogen zijn.

 

Wij niet. We klaagden eigenlijk nooit. De evolutie bracht ons een overlevingsmechanisme dat inhield dat je mond houden meer overlevingskansen bood dan klagen. We gingen ons focussen op andere dingen. Op voetbal bijvoorbeeld. Bijna alle jongeren in Tunesië waren – of zijn – gokverslaafd, zonder het zelf te beseffen. Ze gokten op voetbalwedstrijden in de hoop hiermee hun leven te kunnen verbeteren. Ze geloofden in die 0,00001% kans om de lotto te gaan winnen. Wanneer men de hoop vestigt op de winkans in een loterij en daarbij iedere week het verdriet (van onderdrukking, werkloosheid en gebrek aan perspectief) wegdrinkt, dan gaat en komt het op een gegeven moment echt niet meer goed met je. Anderen gokken op iets anders, een beter leven in het Westen. Zij gokken op het slagen van een levensgevaarlijke boottocht richting Italië. Maar is er een keuze zonder toekomstperspectief? Zuipen en gokken is niet strafbaar. Klagen wel.

 

Er was geen ruimte voor de mening van de burger. Het deed er niet toe. Men deed maar braaf mee met de rest van de kudde. Uit angst hebben we maar ook elke keer braaf gestemd, dat moest. We moesten laten zien dat we een democratische land waren, mét verkiezingen… Maar we waren vooral onderdrukt stemvee. De uitslag was telkens 99,9% stemmen op Ben Ali en dat elke keer weer. Maar het is natuurlijk heel eenvoudig winnen, als je de enige kandidaat bent en andere kandidaten niet toestaat.

 

Zo’n beetje alles wat een echte bedreiging kan vormen voor het dictatorschap van Ben Ali was verboden. De meeste Tunesiërs hadden de hoop opgegeven dat we ooit een vrij land zouden hebben.

 

23 jaar hebben we de onderdrukking van Ben Ali getolereerd. De 31 jaar daarvoor hadden we de onderdrukking ook al getolereerd, toen hadden we ook een dictator genaamd Bourguiba. Daarvoor waren we gekoloniseerd door de Fransen. Eigenlijk kan ik niet eens terugvinden wanneer we voor het laatst écht een land waren met vrijheid van meningsuiting. Het is nieuw terrein dat we nog moeten ontdekken.

 

17 December 2010. Een straatverkoper stak zich zelf in brand. Hij was het zat… en kennelijk met hem vele anderen. Iedereen ging de straat op. Dégage Dégage voor de dictator en het onrecht. De mensen gingen elke dag de straat op en bezetten de pleinen. Overal in het land was er opstand. De kogels vlogen rond en elke dag vielen er doden, maar wanneer mensen vrijheid willen… is er niets maar ook niets wat hen kan stoppen. De 23 jaar aan onderdrukking, maar ook het economisch onrecht heeft een grens bereikt waarbij men dus liever zichzelf in brand steekt dan blijft leven.

 

Na een belabberde speech van Ben Ali op 13 januari 2011, waarin hij meerdere malen aangaf dat hij het volk had begrepen, beloofde hij meer vrijheid. Hij beloofde ook om de prijs van suiker en melk te verlagen. De reden voor de revolutie is tenslotte een mengeling van ontevredenheid over de politieke vrijheid, maar ook het sociaal economisch onrecht.

 

Die speech heeft niet gewerkt. Dat heeft Ben Ali dit keer ook kennelijk begrepen. De volgende dag (14 januari 2011) sloeg hij op de vlucht. Tot de dag van vandaag hopen we dat hij terugkeert. Om voor de rechter te verschijnen.

Nadat wij een aantal interim regeringen hebben gehad, hadden we eindelijk verkiezingen…. er deden bijna 100 partijen mee! Nieuwe namen (en bijna allemaal met het woordje “democratisch” erin verwerkt), vele logo’s, slogans, nieuwe gezichten. Die partijen beloofden van alles. Vrijheid, werk, alles zou goed komen. Een jaar na de revolutie zouden we, volgens hen, rijker zijn dan het Westen. De werklozen zouden een uitkering krijgen, noem maar op.

 

100 partijen om uit te kiezen. Fatima en Ali raakten de kluts kwijt en wisten het niet meer. Dan maar massaal stemmen op de geloofspartij Ennahda. Dat is een bekende naam voor een partij die gedurende de dictatuur verboden was. In Tunesië zeggen we altijd “Het bekende is beter dan het onbekende”. Ennahda was verboden, dus het tegenovergestelde van de dictatuur, dus een geschikte partij, was de gedeelde redenatie. Ennahda heeft later de verkiezingen gewonnen.

Ennahda heeft een grote fout gemaakt door op de ministerposten, vooral ex-politiek gevangen te plaatsen. In plaats van deskundigheid was het criterium voor zo’n post, het aantal jaren dat men tijdens de onderdrukking in de gevangenis doorgebracht had. Ik denk dat kundigheid veel belangrijker is dan emotie, om de opbouw van een land te realiseren. De bevolking verwachtte veel op de volgende gebieden: economie, veiligheid en vrijheid.

 

Economie


Tunesië heeft niet veel grondstoffen of industrieën. We hebben toerisme en landbouw. We hebben veel hoogopgeleiden, maar deze twee sectoren vereisen geen universitaire opgeleiden maar goedkope simpele arbeiders. Een economische uitdaging waar de overheid nog steeds geen oplossing voor weet. Bourguiba en Ben Ali maakten eerder deze fout al, beiden investeerden wel in onderwijs, maar nooit om de afgestudeerden op te vangen.

 

Nu, twee jaar na de verkiezingen, is de economische situatie alleen maar erger geworden. Toerisme kreeg een klap, die sector bloeit eenmaal niet van een revolutie. Na een revolutie is er een periode van onrust en dan haken de toeristen af.

De regering heeft uit wanhoop iets overgenomen wat we in Nederland ook hadden: Melkert banen. Bijna 1 op de 10 Tunesiërs kreeg zo’n baan. Voor een heel laag salaris werkte men dan voor de gemeente. Men maakte straten schoon of verzorgde parken. Hoe goed zo’n initiatief ook lijkt, hier bouw je als land geen toekomst mee op. Voor de groep hoogopgeleiden wordt niets gedaan. Met straatvegen bouw je als arts of jurist geen cv op, werk je niet aan je toekomst. Stil staan is achteruit gaan. De ontevredenheid onder deze groep is daarom nu ook groot. De overheid is helaas nog steeds visieloos op dit gebied.

 

De Ennahda partij is op zich geen slechte partij, maar om het land op te bouwen is meer inhoud nodig. Zo heeft de partij eigenlijk geen economische agenda. Als partij vond men dat geloof prominent aanwezig moest zijn binnen de staat. Over economische vraagstukken hebben ze voor alsnog nooit nagedacht.

 

Vrijheid


Ja, we hebben nu veel meer vrijheid. Voor de revolutie had ik dit stuk niet mogen schrijven van mijn ouders. Had ik geen lezing mogen geven voor Amnesty International. Dan had de ambassade zonder twijfel mijn naam genoteerd en alles wat ik gezegd had. Bij het eerste bezoek aan Tunesië had ik de veiligheidsdienst dan mogen uitleggen hoe het in elkaar zit. Met alle gevolgen van dien.

 

We zijn blij met de vrijheid en iedereen maakt er gebruik van. Vroeger moest ik uitkijken met wie ik het over politiek had. In het dorpje waar ik ben geboren (Jerissa), was er een van de zes koffiehuizen waar voornamelijk hogeropgeleiden kwamen. In dat koffiehuis waren er twee beruchte tafels bemand. Aan die tafels werd er over politiek gesproken. Aan de ene tafel zaten de linkse socialisten en aan de andere tafel de gelovigen. Volgens de gelovigen waren de linkse socialisten een stel afvalligen die god niet vrezen. Volgens de socialisten waren de gelovigen een stel ouderwetse barbaren. De ene groep droomde van een grote Arabisch Staat, de andere groep van een Islamitisch Kalifaat.

 

Tot op de dag van vandaag strijden deze twee groepen met elkaar. Je vraagt je af of zij elkaar wel de vrijheid zullen gunnen als een van de twee groepen aan de macht zou komen.

Nu zijn de gematigde moslims aan de macht in Tunesië. De socialisten groeien erg hard de laatste tijd. Dezelfde haat (aan die twee tafels in dat ene koffiehuis in mijn dorpje) zie je nu op nationaal niveau.

 

Ik heb het tot nu toe gehad over twee machtsblokken in Tunesië. De gematigde moslims vertegenwoordigd met Ennahda en de socialisten verzameld in een partij genaamd “Het volksfront”. Bij mijn omschrijving van het derde machtsblok, die zichzelf beschouwt als liberaal, zie ik eerder een verzameling van oude gezichten uit de tijd van Ben Ali en Bourguiba. Deze partij heet Nidaa Tounes. De lijsttrekker hiervan is Essebsi. Hij was in de jaren zestig de minister van binnenlandse zaken en geeft toe dat hij verkiezingen heeft vervalst voor Bouguiba. Iemand die een verkiezing heeft vervalst, wil nu staatshoofd worden….

 

De gevaren vanuit het buitenland


In 2006 waren er verkiezingen in Palestina. De Arabische landen en het Westen vonden dat Hamas mee moest doen, want dat was goed voor de democratie in het land. Hamas verraste iedereen en had de verkiezingen met een grote meerderheid gewonnen. Voor velen een onaangename verrassing. Veel landen hebben toen hun conclusie getrokken: Democratie in de Arabische wereld kun je maar beter niet meer aan het toeval overlaten. Je kunt beter verkeerde presidenten (dictators) of landen steunen als land, om een vinger in de pap te houden, ten goede aan eigen belang. Deze rol met verkeerde intenties spelen momenteel vooral landen uit het Midden-Oosten nu richting Tunesië. Directe of indirecte politieke inmenging van landen van buitenaf, zorgen voor een oneerlijk democratisch speelveld en leveren zelfs een gevaar op voor de interne democratie van een land.

 

Conclusie


We hebben heel veel uitdagingen in Tunesië. We hebben momenteel een complex politiek klimaat. We hebben zelfs onlangs een liquidatie van een politicus meegemaakt. Dat valt natuurlijk zeer te betreuren. Maar we moeten moed houden. We hebben nu een conceptversie van de nieuwe grondwet, die qua tekst niet eens zo slecht is. (Al hadden we in het verleden ook vaak grondrechtelijke teksten.) Het gaat natuurlijk om de uitvoering en handhaving van grondrechten. Hoe complex de situatie ook is, denk ik dat we op de goede weg zijn. We moeten nog wennen aan democratie. Maar het is heel mooi om te zien dat we vrij zijn, en iedereen eindelijk politiek ademt in Tunesië.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *